In totaal gaven de 22 landen die lid zijn van het comité voor
Ontwikkelingshulp van de OESO, de grootste donorlanden, 103,6 miljard dollar
(65,0 miljard euro) aan ontwikkelingshulp. Dat is ruim 8 procent minder dan
in het jaar daarvoor en komt neer op 0,28 procent van het gezamenlijk bruto
inkomen (bni) van deze OESO-landen. Nederland geeft als een van de weinige
landen 0,81 procent van het bni uit.

Ook de landen van de Europese Unie blijven achter bij de norm van 0,7
procent die eerder als streefgetal door de EU is vastgesteld. De meeste
EU-landen blijven steken onder de 0,5 procent. Griekenland presteert het
laagst met 0,16 procent van het bni. Binnen de Europese Unie komen behalve
Nederland alleen nog Denemarken, Zweden en Luxemburg uit boven de norm van
0,7 procent.

De Europese Commissie riep de EU-lidstaten vrijdag opnieuw op de
ontwikkelingshulp op te schroeven. De Commissie is niet te spreken over het
feit dat de steun afkomstig uit de Europese landen voor het eerst sinds 2000
is afgenomen.

"Als wij proberen de ontwikkelingsdoelen van de VN te halen, kunnen wij ons
niet veroorloven om de ontwikkelingshulp te verminderen", aldus voorzitter
José Manuel Barroso. Eurocommissaris Louis Michel
(Ontwikkelingssamenwerking) zei in een verklaring dat de EU-landen hun
beloftes uit 2005 moeten nakomen. Toen beloofden de Europese landen de
ontwikkelingshulp op te trekken naar 0,7 procent van hun bni in 2015.

De EU-landen gaven vorig jaar in totaal een bedrag van 46,1 miljard
euro uit aan hulp, 0,38 procent van het totale bni van de EU-landen. In 2006
was dat nog 47,7 miljard euro of wel 0,41 procent van het bni. De afname is
overigens gedeeltelijk te verklaren door het aflopen van programma’s voor de
verlichting van schulden van arme landen.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl